
Raskat kitten – waarom testen op erfelijke ziekten belangrijk is
Wanneer je verliefd bent geworden op een bepaald kattenras vanwege zijn mooie uiterlijk of leuke gedrag, dan kan de zoektocht naar je droomkitten beginnen!
Er bestaat ook niets mooiers dan verliefd worden op zo’n kleine dondersteen en deze zien uitgroeien tot een volwassen kat.
Een kat die je herkent uit duizenden omdat je elk plekje van zijn lijf weleens hebt bestudeerd. Waar je een naam voor hebt uitgekozen die precies bij hem past. Een kat die je langzaamaan hebt zien veranderen. Want de kleur van zijn vacht en ogen waren anders toen hij klein was. En dat kopje was eerst proportioneel groot in vergelijking met de rest van zijn lijf, maar nu lijkt alles te kloppen. Hij kreeg alles wat hij nodig had (en stiekem nog veel meer dan dat). En je hebt vreselijk gelachen om al zijn kittenstreken. Kortom, je hebt je hart verloren.
Stel je dan nu eens voor dat je in de behandelkamer van de dierenarts aan het wachten bent. Dat de dierenarts zojuist is binnengekomen met een hele serieuze blik in zijn ogen. En dat deze je vervolgens vertelt dat je kat niet oud gaat worden omdat hij een ernstige erfelijke ziekte heeft. Hartverscheurend….
Dit is niet 100% te voorkomen, maar je kan de kans wel aanzienlijk verkleinen.
Namelijk door een raskat kitten te kopen waarvan de ouders de juiste testen hebben ondergaan op rasspecifieke erfelijke ziektes. Een ingewikkeld onderwerp dat we zo helder mogelijk voor je maken, omdat het zo belangrijk is. Het huiswerk dat jij als toekomstig baasje van je raskat kitten meekrijgt (en waarmee we je gaan begeleiden in deze blog) is het volgende:
- Uitzoeken welke erfelijke aandoeningen er nu precies vaker voorkomen bij het ras waar je verliefd op bent
- Nagaan of de kitten een stamboom heeft (zodat de gezondheidsgeschiedenis bekend is)
- Uitzoeken of de fokker niet met willekeurige ouderdieren fokt
- Jezelf ervan verzekeren dat de ouders op een correcte manier getest zijn op deze erfelijke aandoeningen
[lwptoc title=”Inhoud van de blog”]
Hoe zit het nu precies met die erfelijke aandoeningen?
Je kat kan ziek worden door een virus of door een verwonding. Maar je kat kan ook ziek worden omdat er bepaalde ziektes in zijn familie voorkomen. Katten erven (net als mensen) eigenschappen van zijn of haar vader en moeder. Zoals de vachtlengte of oogkleur. Maar ook ziektes kunnen erfelijk zijn. Een kitten kan een erfelijke ziekte hebben vanaf de geboorte. Of een aanleg (gevoeligheid) hebben voor het krijgen van een ziekte. Aanleg betekent dat de kitten wel het foutje in zijn genen heeft, maar dat hij de ziekte zelf (nog) niet heeft.
Ouderdieren (fokdieren) geven deze eigenschappen en ziektes door via hun genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen bevat wat informatie waardoor hij (mee)bepaalt hoe de kitten eruit ziet, hoe zijn lichaam werkt en hoe hij zich gedraagt. Genen vormen altijd een paar of een setje.
Hoe krijgt een kitten een ziekte via zijn ouders?
Van elk gen erft de kitten er twee: één van zijn vader en één van de moederpoes. De kitten kan twee verschillende vormen of twee dezelfde vormen van een gen hebben gekregen. Wanneer een van de twee genen van een genenpaar een foutje bevat, is er sprake van een afwijking (mutatie).
Elke kat heeft kleine foutjes (mutaties) in zijn genen. Deze gen-foutjes kunnen de ouderdieren doorgeven aan hun kittens. Van sommige foutjes merk je helemaal niks, maar andere foutjes veroorzaken ziektes.
Ook zo’n gen met een fout kan de moederpoes of vaderpoes doorgegeven aan de kitten. Als zowel de moederpoes als de vader het zieke gen bij zich dragen, is de kans natuurlijk groter dat de kitten zo’n gen van een van zijn ouders krijgt. Want hij krijgt van allebei zijn ouders één exemplaar.
Bij de meeste erfelijke ziektes is het zo dat een kitten twee van die zieke genen van zijn ouders gekregen moet hebben om ziek te worden. Heeft de kitten maar één fout gen en één normaal gen meegekregen, dan is de kitten wel drager maar heeft het zieke gen verder geen effect. Helaas heeft elke ziekte zijn eigen spelregels en werkt het niet altijd zo simpel.
Hoe je kitten eruit komt te zien, hoe zijn lichaam werkt en hoe hij zich gedraagt, krijgt hij dus (deels) mee van zijn vader en de moederpoes. Deels, omdat de omgeving waarin de kitten opgroeit en de verzorging bijvoorbeeld ook meespelen.
Er wordt zo gehamerd op het testen van ouderdieren op erfelijke aandoeningen omdat deze zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld zorgen voor pijn en moeite met bewegen. Doofheid veroorzaken. Of er zelfs voor zorgen dat je kat “ineens” dood neervalt (door hartfalen).
1. Welke rasspecifieke aandoeningen komen er vaker voor bij mijn ras kitten?









Fokbeleid gericht op het voorkomen van erfelijke aandoeningen
Erfelijke afwijkingen komen vaker voor bij raskatten omdat er vaak met een aantal populaire dieren wordt gefokt. Hierdoor worden hun genen steeds verder verspreid. Het totaal aan genen dat een kitten heeft blijft echter gelijk, waardoor sommige genen dus ook zeldzamer worden en verdwijnen. Zo hou je steeds minder genvarianten over waardoor deze katten steeds meer op elkaar gaan lijken (genetisch gezien). Simpel gesteld, kan hierdoor een gen die een ziekte kan veroorzaken, steeds vaker voorkomen in een bepaald ras.
Een goede fokker die aangeeft de gezondheid van de kittens belangrijk te vinden, en het in stand houden van het ras, houdt hier (als het goed is) rekening mee. Dat doen zij door niet zomaar met willekeurige ouderdieren te fokken.
2 & 3 Is een stamboom echt nodig?
Hebben de ouders of een van de ouders wel een stamboom, maar de kittens niet?
Dat is een slecht teken. Een stamboom kost hoogstens 15 euro, dus voor het geld hoeft een fokker het niet te laten. Er is wel altijd een reden dat er geen stamboom wordt uitgegeven of aangevraagd voor de kittens. En die reden is eigenlijk nooit in het belang van je kitten zelf. Een stamboom wordt bijvoorbeeld niet uitgegeven wanneer de fokker niet heeft voldaan heeft aan de spelregels van de rasvereniging, bijvoorbeeld omdat de moederpoes meer dan 3 nestjes per 24 maanden heeft geworpen. De kittens niet volledig gevaccineerd zijn. De kittens jonger dan 12-13 weken verhuizen naar een nieuwe eigenaar (om kosten voor langere zorg te besparen) Ouderdieren met elkaar zijn gecombineerd die om medische redenen ongeschikt zijn voor de fok. Er ouderdieren zijn gecombineerd die om medische redenen ongeschikt zijn voor de fok. De vereiste gezondheidsverklaringen rond Fiv/Felv, navelbreuk, ingedaalde balletjes ontbreken.
Het belang van testen op erfelijke aandoeningen
Met een DNA-test erfelijke aandoeningen bij katten opsporen?
Nu bevat dit verhaal een hoop informatie rond genen en DNA. Hierdoor zou je onterecht kunnen denken dat al deze ziektes allemaal goed op te sporen zijn met DNA-testen. Helaas ligt het zo simpel niet.
Een gen is een klein stukje DNA met daarop informatie, een code. Deze code bevat bijvoorbeeld informatie over hoe een stukje eiwit in elkaar gezet moet worden. Dit kun je zien als een soort montage handleiding of bouwinstructie voor een kast. Als de bouwinstructie klopt, krijgen we een goede kast. Als er ergens in de handleiding een fout zit, mislukt de kast. Wanneer de gen een fout bevat, wordt dat stukje eiwit dus niet op een normale manier gemaakt. Fouten in de genen kunnen daarom ziekte veroorzaken omdat ze ervoor zorgen dat sommige dingen in het lichaam niet op een normale manier werken.
Met een DNA-test of gen-test kun je zo’n fout (mutatie) opsporen in een gen. Voor de Maine-Coon en de Ragdoll zijn DNA-testen Gen-1 (A31P) en Gen-2 (A74T) ontwikkeld waarmee deze specifieke gen-fouten, die HCM veroorzaken kunnen worden opgespoord. Maar het vervelende is, dat er verschillende soorten mutaties (fouten) kunnen voorkomen op een gen die allemaal dezelfde ziekte veroorzaken. Dit geldt in ieder geval voor de hartaandoening HCM.
Dat DNA-testen zou waardevol zijn, wanneer HCM altijd veroorzaakt zou worden door één of een beperkt aantal bekende fouten in bekende genen. Dan zouden we heel gericht kunnen nagaan of een kat die bepaalde fouten in die bepaalde genen heeft en weten of hij ziek is of niet. Maar helaas is dit dus niet het geval. De HCM DNA-testen hebben alleen betrekking op de tot nu toe gevonden genmutaties.
Er kunnen heel veel verschillende fouten voorkomen, die we nog niet allemaal geïdentificeerd hebben. En waardoor we er dus ook niet op kunnen testen.
Ter vergelijking: bij mensen worden intussen meer dan 450 mutaties op in totaal 24 genen in verband gebracht met verschillende vormen van HCM.
DNA-testen van Gen-1 (A31P) en Gen-2 (A74T) die worden gebruikt om HCM vast te stellen, hebben zowel voor de Maine Coon als voor alle andere raskatten daarom geen voorspellende waarde.
Een kat die positief is getest (op één van deze twee gen-fouten) hoeft niet per se HCM te krijgen. Aan de andere kant kan een kat die negatief getest is (en één van deze twee gen-fouten dus niet heeft), toch HCM krijgen als deze een hele andere gen-fout heeft waar we (nog) niet op kunnen testen. Een DNA test is dus niet voldoende (waardeloos) om HCM bij ouderdieren uit te sluiten.
Wil je meer weten over dit onderwerp, lees dan dit artikel van dierenartsspecialist de Kompaan eens.
HCM onderzoek voor katten
Nog even wat over HCM. Want HCM (Hypertrofische CardioMyopathie) oftwel de verdikking van de hartspier, is de meest voorkomende hartafwijking bij katten, ongeacht het ras. HCM testen via een DNA-test of een GEN-test is niet zinvol. Maar het is wel belangrijk om te voorkomen dat er wordt gefokt met ouderdieren met HCM.
Echografisch onderzoek
De echo van het hart is de meest betrouwbare manier om de verdikking van de hartspier in beeld te krijgen. Wél is het echo onderzoek een momentopname. Is er geen verdikte hartspier gevonden? Dat betekent helaas niet automatisch dat dit voor altijd zo blijft. HCM kan zich ook op latere leeftijd nog ontwikkelen. Hoe ouder de kat is, des te waardevoller een negatieve uitslag wordt. Meestal wordt de erfelijke variant van HCM bij katten onder de 5 jaar ontdekt.
Dat het een momentopname is, is overigens geen reden om de kat dan maar helemaal niet te testen. Een fokker (ook die van een eenmalig nestje, ook die met kruisingen fokt) heeft een ‘inspanningsverplichting’. Dat betekent dat deze zich moet inspannen om te voorkomen dat ernstige erfelijke afwijkingen worden doorgegeven aan de kittens. Het meest betrouwbare resultaat verkrijgt een fokker wanneer er bij katers jaarlijks een echo wordt gemaakt van het hart door een erkende specialist. En bij poezen in ieder geval voor elk nestje.
Zijn de ouderdieren aangekocht en hierna niet meer getest?
Sommige fokkers kopen de dekkater en fokpoes bij een andere fokker die de ouders netjes heeft getest. Maar daar houdt het verhaal dus niet op. Zeker in het geval van HCM kun je dit niet eenmalig doen en er vanuit gaan dat het dan (voor altijd) goed zal zijn. Het screenen van de ouderdieren moet regelmatig blijven gebeuren zolang er met de katten wordt gefokt.
Hoe zit dat met PKD (Polycystic Kidney Disease)
Katten met PKD hebben met vocht gevulde holtes in beide nieren. Er komen naarmate de kat ouder wordt, steeds meer holtes bij en deze worden ook groter. Omdat deze holtes het gezonde nierweefsel verdrukken, vermindert de nierfunctie langzaam. De meeste katten met PKD krijgen daarom pas rond een leeftijd van 6-7 jaar, klachten. Er bestaat helaas geen behandeling voor deze ziekte.
PKD wordt veroorzaakt door één fout in het DNA waardoor een bepaald eiwit verkeerd wordt gemaakt dat nodig is voor een goede nierfunctie. Deze ziekte komt vooral voor bij Perzen en bij kruisingen hiervan (Brit, Heilige Birmaan, Ragdoll). Omdat het om één genfout gaat, is de DNA test waarbij getest wordt op het PKD-1 gen wel betrouwbaar. Voordeel is dat een DNA test al op jonge leeftijd kan gebeuren (nog voor de fok). Deze test alleen op het PKD-1 gen, dus eventuele andere afwijkingen zoals CIN (Chronische Interstitiële Nefritis) worden niet meegenomen. Daarom wordt toch aangeraden om ook een echo te maken van de niertjes van fokdieren. Bij voorkeur wordt er dus getest op PKD-1 via een DNA-test (op jonge leeftijd) en ter controle op ziektes als CIN ook nog een echo.
Zijn de moederpoes en dekkater getest op FIV en FELV?
Iedere Cattery die bij een rasvereniging is aangesloten en wil fokken, is verplicht zijn/haar kat te laten testen op FIV en FeLV. Zowel FIV als FELV zijn niet te genezen virusziektes met een meestal dodelijke afloop. Het virus FELV tast de afweer aan en kan tumoren veroorzaken. FIV staat bekend als kattenaids met een vergelijkbaar ziekteverloop als bij mensen. Een drachtige poes kan beide virussen via de placenta overbrengen naar de kittens. En na de geboorte kunnen de kittens ook worden besmet via de moedermelk.
Door middel van bloedonderzoek (SNAP-test) is de diagnose binnen 10 minuten ongeveer te stellen. Rasverenigingen stellen het verplicht
Checklist met belangrijke punten om op te letten wanneer je een raskat kitten wil aanschaffen:
- De kitten heeft een stamboom (waarmee de fokker een verantwoorde combinatie tussen ouderdieren kan maken)
- Check op welke erfelijke aandoeningen jouw raskat wordt getest door de meeste cattery’s
- Ga na welke testen (Echo/DNA) betrouwbaar testen op deze erfelijke aandoeningen
- Verzeker je ervan dat zowel moederpoes als vader (vaak genoeg) getest zijn op deze manier