Image Alt

Katten Blog

 / Gezond kattenvoer  / Is graan ongezond of slecht voor een kat?

Is graan ongezond of slecht voor een kat?

Is graan ongezond voor een kat? Er wordt momenteel getwijfeld door sommigen of koolhydraten en dan met name graan, thuishoort in kattenvoer. Deze twijfel is voornamelijk gebaseerd op de evolutionaire achtergrond van de kat die een vleeseter is. Waardoor de kat zijn lichaam gebouwd is als dat van een carnivoor.

Volgens velen worden koolhydraten alleen aan voer toegevoegd omdat ze goedkoper zijn. Ze zouden ook enkel dienen als vulmiddel. De kat zou de koolhydraten echter niet goed kunnen opnemen waardoor je ze vooral terugvindt in de kattenbak. Daarnaast zouden koolhydraten de bloedsuikerspiegel nadelig beïnvloeden. Ze zouden tot diverse allergieën leiden, risico op overgewicht en diabetes vergroten en slecht zijn voor het gebit. Goede voeding draagt bij aan een goede gezondheid van de kat. De zorgen en twijfels rondom kattenvoer zijn daarom begrijpelijk en verdienen feitelijk onderbouwde antwoorden.

[lwptoc title=”Onderwerpen van deze Blog”]

Weten veel over kattenvoer maar nog niet alles

Gelukkig is er vanuit de wetenschap een heleboel bekend over kattenvoer. Zoals bijvoorbeeld hoe goed katten granen en andere koolhydraten kunnen verteren. Maar we weten helaas nog niet alles.

Aan alle soorten manieren van voeren – of dat nu droogvoer, natvoer of rauwe voeding is – kleven zowel voordelen als nadelen.

Bij Lekker in je Vacht vinden we het belangrijk dat elke kattenliefhebber beschikt over onafhankelijke en betrouwbare informatie over alle aspecten van kattenvoer. Je zult in de blogs van Lekker in je Vacht over kattenvoer dan ook geen mening tegenkomen. Enkel informatie die wetenschappelijk en diergeneeskundig onderbouwd is. Lees vooral verder als je wil weten hoe goed katten granen en koolhydraten kunnen verteren!

De kat zijn lijf is gebouwd als dat van een echte vleeseter

Kat heeft het gebit van een vleeseter (carnivoor)

Alle dieren – dus ook de kat – hebben hun eigen voedselvoorkeur. Sommige dieren eten vlees (carnivoren). Andere eten planten (herbivoren). En er bestaan ook dieren die een beetje van beide eten (omnivoren). Hoe een dier eruit ziet en is gebouwd geeft een aanwijzing over wat hij goed kan eten en verwerken. Dit is voornamelijk af te leiden aan het gebit en verteringskanaal (maag-darmstelsel). Dat er op verschillende kanalen wordt beweerd dat katten geen graan kunnen verteren omdat ze carnivoor zijn, is hier ook op gebaseerd. Alleen zullen we zien dat dit wat te kort door de bocht is.

De kat heeft het gebit van een vleeseter

De kat heeft grote hoektanden om prooien vast te grijpen en te doden. Planteneters en alleseters missen deze hoektanden. Daarnaast hebben katten knipkiezen om vlees in stukken te kunnen knippen. Carnivoren besteden ook niet veel tijd aan kauwen. Alleseters en planteneters hebben geen knipkiezen, maar hebben platte kiezen om planten te kunnen vermalen. Zij besteden wel een lange tijd aan kauwen. Overeenkomstig met het spreekwoord, zou een koe dan ook nooit een haas kunnen vangen. Een koe heeft immers geen grote hoektanden om te voorkomen dat de haas zich beweegt en tussen de tanden wegglijdt.

Kat is een obligate carnivoor en heeft een kort darmstelsel

Het basisplan van het maag-darmstelsel is voor carnivoren, herbivoren en omnivoren ongeveer gelijk. De kleine verschillen op dit basisplan geven ook weer een aanwijzing aan wat een dier goed kan eten en verwerken. De lengte van het spijsverteringskanaal en de grootte van de spijsverteringsonderdelen zijn belangrijk. Ze zeggen iets over waar en op welke manier de verteringsprocessen plaatsvinden.

Katten hebben een kort maag-darmstelsel, omdat rauw vlees makkelijk en snel te verteren is. Hun darmkanaal is ongeveer 4 keer hun lichaamslengte. Ze hebben een kleine maag en geen blindedarm. Het maag-darmstelsel van een echte planteneter daarentegen is wel 25 keer de lichaamslengte en complexer. Die relatief grotere lengte bij alleseters en planteneters is voornamelijk nodig om celwanden en vezels van plantenmateriaal te kunnen verteren. Plantenmateriaal is stug en een stuk moeilijker te verteren dan vlees. De vertering van planten verloopt maar langzaam. Alleseters zitten hier net als bij het gebit een beetje tussenin. Omdat de darmen voedingsstoffen uit zowel vlees als planten halen, is de darmlengte gemiddeld.

Katten kunnen geen rauw, onbewerkt plantenmateriaal verteren

Planten zijn lastig te verteren door hun celwanden en vezels. Deze zijn gemaakt van de moeilijk verteerbare stoffen cellulose en andere koolhydraten. Hierdoor kan het lichaam moeilijk bij de bruikbare stoffen (vetten, eiwitten, koolhydraten) komen die aanwezig zijn in de plantencellen. Planteneters maken deze celwanden eerst kapot door plantenmateriaal te vermalen met hun kiezen (soms meerdere malen zoals bij herkauwers). Daarnaast zetten ze hulptroepen in. Deze hulptroepen bestaan uit bepaalde bacteriën die de celwanden kunnen verteren.

Deze micro-organismen bevinden zich bij planteneters in de blinde darm en dikke darm. Deze bacteriën breken cellulose af door middel van een stofje die ze uitscheiden, cellulase. Cellulase is een enzym die cellulose in stukjes kan knippen. Wanneer de celwanden stuk geknipt zijn, komen de bruikbare stoffen uit plantencellen (koolhydraten, eiwitten, vetten) vrij waardoor het lichaam ze kan verteren en gebruiken.

Vleeseters missen deze bacteriën en de aangepaste maag en blinde darm. Hierdoor kunnen ze rauw plantaardig materiaal zeer moeilijk verteren. Daarnaast is hun darmkanaal niet lang genoeg om rauw plantaardig materiaal stukje bij beetje te kunnen verteren en opnemen.

Vlees bevat van nature weinig koolhydraten. Naast de geringe koolhydraten in vlees, krijgen vleeseters alleen koolhydraten (en plantaardig materiaal) binnen via de maag-darminhoud van hun prooien. Oftewel, ze krijgen koolhydraten binnen die de gevangen prooi in zijn maag had. Deze maag-darminhoud kunnen ze wel verteren, omdat deze al voorbewerkt is door het prooidier en zijn bacteriën.

Katten zijn geen grazers of knagers maar knabbelaars

Er wordt weleens onterecht beweerd dat katten geen belang hebben bij meerdere kleine porties eten per dag omdat het geen grazers of knagers zijn. Hoewel dit gegeven klopt, wordt hiermee de plank flink mis geslagen. Knagers en grazers zijn planteneters die een flink gedeelte van de dag bezig zijn met eten en het verteren van hun plantaardige eten. Grassen bevatten een hele dikke celwand waar minder snel verteerbare stoffen in zitten dan in bladeren of vlees. Plantaardig materiaal is zoals gezegd, moeilijk te verteren. Dit kost het dier energie. Gras bevat ook nog eens minder energie dan vlees. Om toch energie over te houden die gebruikt kan worden als brandstof voor het lichaam, moeten grazers en knagers dus continue (gras) eten.

Een kat is geen grazer of knager. En daarom wordt ook niet aangeraden om katten een onbeperkte portie hooi te geven, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij konijnen. Een kat eet daarentegen van nature wel meerdere kleine porties op een dag. Hij vangt namelijk meerdere kleine prooien (8-12) en eet de grotere niet gelijk en in zijn geheel op. Op deze manier krijgt de kat in de natuur dus per dag meerdere kleine porties dierlijk voedsel binnen. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit gevangen insecten, knaagdiertjes, vogeltjes of slangetjes. De kat wordt daarom beschouwd als een ‘knabbelaar’. Hij eet een paar hapjes om daarna een paar uur niks te eten, waarna hij weer wat (kleins) eet. Hoewel een kat dus zeker geen grazer of knager is, is het wel het meest natuurlijk voor een kat om meerdere kleine porties op een dag te eten.

Het meest natuurlijk is het om je kat te voeren met voerpuzzels

Dit kun je thuis nabootsen door een kat onbeperkt toegang te geven tot voer en te werken met voerpuzzels. Op deze manier krijgt de kat telkens een kleine portie voer. Als je hier al als kitten mee begint, voorkom je dat je kat zijn natuurlijke rem op eten verliest. Naast dat het de meest natuurlijke manier is om je kat te voeren, voorkomen voerpuzzels ook verveling en overgewicht.

Wil je eens een voerpuzzel proberen, neem dan vooral een kijkje in onze webshop, klik hier:

Kattenbrokjes bevatten geen rauwe planten en granen, deze worden voorbewerkt 

Bovenstaande informatie wordt veelal gezien als hèt bewijs dat katten niets met granen en andere koolhydraten kunnen. maar dit is onjuist. Katten zijn wel degelijk in staat koolhydraten te verteren – ook uit plantaardig materiaal – mits deze voorbewerkt zijn. Wanneer kattenbrokjes rauwe granen of planten zouden bevatten, zouden katten inderdaad niet in staat zijn om deze te verteren en te gebruiken. Net zoals wij mensen ziek zouden worden van het eten van rauwe rijst of aardappelen. Van het rauwe, ongekookte product worden we ziek. Maar gekookt kunnen we rijst en aardappel prima verteren.

Zo werkt dat bij katten ook. Rauwe planten en granen kunnen ze niet verteren. Vandaar dat granen en andere koolhydraten (rijst, aardappel, mais, linzen, erwten, bonen etc.) worden voorbewerkt voordat ze aan kattenbrokjes worden toegevoegd. De mens bewerkt planten voor door ze te vermalen, vergelijkbaar met de werking van maalkiezen. En stoffen in planten worden voorverteerd door middel van verhitten, overeenkomstig met de werking van de bacteriën. Door granen voor te bewerken kan de kat ze wel nuttig gebruiken.

Uit onderzoek weten we niet alleen dát katten granen prima kunnen verteren, maar ook nog hoe goed ze elke soort kunnen verteren. Hier komen we later in deze blog nog op terug.

Kattenbrokjes en natvoer ontlenen bepaalde eigenschappen aan koolhydraten

Droogvoer kan zijn vorm niet behouden zonder het bindvermogen van koolhydraten. Ze dragen bij aan de textuur en de smaak van het brokje. Natvoer bevat een stuk minder koolhydraten dan droogvoer maar ook dit voer ontleent zijn eigenschappen aan koolhydraten. De meeste soorten natvoer bevatten namelijk gelerende koolhydraten die een gel/gelei vormen na bewerking.

Hoe goed kunnen katten koolhydraten verteren en nuttig gebruiken

Verteringsenzymen nodig voor vertering 

Verteringsenzymen zijn noodzakelijk voor de vertering van vetten, eiwitten en koolhydraten in de voeding. Hierdoor wordt de opname van belangrijke voedingsstoffen door het lichaam mogelijk gemaakt. Mensen, andere dieren en katten, hebben veel enzymen in hun lichaam. Deze enzymen zijn nodig bij de vertering van voedsel. Enzymen zitten in verteringssappen zoals speeksel, maagsap, gal, alvleessap en darmsap. De enzymen die nodig zijn om voedsel te verteren zijn:

  • Protease die eiwitten (proteïnen) afbreekt en in kleine stukjes knipt zodat het lichaam ze kan gebruiken
  • Lipase die vetten (lipiden) helpt verteren
  • Amylase is een enzym dat amylose (zetmeel) stuk knipt

Amylase is hetgeen dat koolhydraten verteert. Het knipt grotere koolhydraten in kleinere stukjes, zodat deze vervolgens door het lichaam opgenomen kunnen worden. Er bestaan verschillende typen koolhydraten die elk uit andere verschillende bouwstenen bestaan met andere eigenschappen.

Verteringsenzymen komen bij dieren voor in:

  • Speeksel in de mond
  • Lever
  • Pancreas
  • Dunne darm
Elk soort koolydraat wordt weer anders afgebroken

Elke soort koolhydraat wordt weer anders afgebroken. Omdat elk soort koolhydraat anders is gebouwd. Er zijn hele eenvoudig gebouwde koolhydraten die gelijk kunnen worden opgenomen. De monosachariden (glucose, fructose, galactose) oftewel, de enkelvoudige suikers kunnen direct worden opgenomen zonder enzymatische vertering. Er bestaan iets ingewikkelder gebouwde koolhydraten zoals de disachariden. De disachariden (lactose, sucrose, maltose) worden door de meeste dieren verteerd door enzymen in de dunne darm. De oligosachariden worden niet door enzymen worden verteerd, maar door fermentatie bacteriën. De polysachariden zijn complex gebouwde koolhydraten. Deze worden ook enzymatisch verteerd.

Katten hebben minder verteringsenzymen (amylase)

Er wordt wel beweerd dat katten geen granen en andere koolhydraten kunnen verteren omdat ze geen verteringsenzymen aanmaken. En dan wordt vooral amylase genoemd. Nu werkt de vertering van de kat inderdaad wat anders dan dat van bijvoorbeeld de mens. Maar ook dit gegeven zit wat ingewikkelder in elkaar dan wordt beweerd.

Kattenspeeksel bevat maar weinig amylase

Speeksel bestaat bij bij de meeste dieren uit slijm en amylase. Slijm zorgt ervoor dat voedsel makkelijk ingeslikt kan worden. Bij planteneters en alleseters begint de vertering door het kauwen van voedsel in de mond. Door het kauwen wordt de voedselbrei kleiner gemaakt. Aan deze brei worden verteringssappen toegevoegd waardoor de vertering al in de mond begint. Zoals eerder genoemd besteden katten weinig tijd aan het kauwen van hun eten (prooien). Katten verteren hun voedsel dan ook niet voor in de mond. Kattenspeeksel bevat nauwelijks amylase. Kattenspeeksel werkt vooral als glijmiddel zodat het voedsel beter ingeslikt kan worden.

Verteringsenzymen (glucokinase) in de lever en pancreas van de kat

Ook de lever en pancreas enzymen helpen om energie uit voedingstoffen te halen. Glucokinase is een enzym dat het vergemakkelijkt om energie te halen uit glucose (suiker). Glucokinase komt voor in cellen in de lever en pancreas van mensen en de meeste andere gewervelde dieren. In elk van deze organen speelt het een belangrijke rol bij het regelen van de koolhydraatverwerking. Koolhydraten worden als glycogeen opgeslagen in de lever en in de spieren. Daarnaast is een kleine hoeveelheid glucose aanwezig in het bloed.

Er wordt veronderstelt dat glucokinase als een soort sensor werkt en stijgende of dalende hoeveelheden glucose in het bloed meet. Dit heeft invloed op het afgeven van de hormonen insuline en glucagon door de pancreas. Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat het lichaam glucose uit bloed kan halen als de bloedsuikerspiegel te hoog is. Terwijl glucagon ervoor zorgt dat opgeslagen suiker vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is.

Gezonde katten hebben geen glucokinase maar wel andere enzymen die glucose kunnen verteren

Hoewel gezonde katten geen glucokinase hebben, is het leverglycogeengehalte van katten toch vergelijkbaar met dat van mensen en honden. Vermoedelijk omdat kattenleverglycogeen hoogstwaarschijnlijk niet afkomstig is van glucose. Desondanks zijn katten niet beperkt in hun vermogen om glucose te verwerken en gebruiken. De enzymen die betrokken zijn bij de verwerking van glucose door de kat zijn veel actiever dan die gevonden zijn bij honden en katten. Daarnaast hebben katten weliswaar geen glucokinase maar wel een overvloed aan andere hexokinasen [3] die ook in staat zijn om glucose te verwerken. Katten gebruiken dus andere verteringsenzymen dan mensen en honden maar deze werken erg efficient en vergelijkbaar met die van mensen en honden.

Amylase in de alvleesklier van de kat

Amylase wordt ook gemaakt door de alvleesklier en geeft dit af aan de dunne darm. Katten produceren relatief weinig amylase in de alvleesklier.

Compensatie in de darmen van de kat

De kat heeft darm- en leverenzymen die overeenkomen met zijn natuurlijke eetgedrag. In de natuur eten katten meerdere (8-12) kleine prooien die weinig  koolhydraten bevatten. De kat heeft een daarom een kort darmstelsel met een klein oppervlak om stoffen op te nemen. Er treedt echter een gedeeltelijke compensatie op voor dit relatieve tekort aan absorberend oppervlak. Ten eerste is het slijmvliesoppervlak van de dunne darm van de kat juist groter in vergelijking met bijvoorbeeld ratten en honden. Ten tweede lijkt het transport van glucose over de borstelrand van de darm van katten een aanzienlijk hoger vermogen te hebben bij katten dan bij runderen en konijnen [3].

Katten kunnen daarom koolhydraten verteren en glucose opnemen en gebruiken op een manier die vergelijkbaar is met andere diersoorten.

Katten kunnen bewerkte koolhydraten voor meer dan 90% verteren en gebruiken

Ondanks de beschreven evolutionaire aanpassingen van katten, is uit onderzoek gebleken dat katten bewerkt zetmeel (fijngemalen en gekookt) efficiënt kunnen verteren. We weten niet alleen dat katten het kunnen verteren, we weten ook hoe goed ze het kunnen verteren.

De totale verteerbaarheid van zetmeel ligt bijvoorbeeld tussen de 40% en 100% afhankelijk van de soort en de soort bewerking [8, 14]. Uit het onderzoek van Kienzle (2008) bleek dat alle koolhydraten die in zijn onderzoek werden toegevoegd aan kattenvoer goed konden worden verteerd. Als we het hebben over de verteerbaarheid dan staat rijst (98,6%) bovenaan, gevolgd door erwt (96.3%), linzen (95.2%), graan (93.9%) en mais (90%) [8].

Hoewel de verteerbaarheid van rijst het hoogste is, kunnen katten dus alle genoemde koolhydraten efficiënt (meer dan 90%) verteren [8]. Aanvullend hierop zijn ze ook in staat om andere voedingstoffen zoals eiwit, vitaminen en mineralen uit plantaardige ingrediënten op te nemen [13]. Het is dan ook niet per se nodig of gezonder om katten graanvrij voer te geven. Graanvrij kattenvoer is niet gezonder of beter.

Is veel graan in kattenvoer schadelijk of ongezond?

Wilde katten en de voorouders daarvan (Felis silvestris) zijn carnivoren en de huiskat daarom ook. In het wild eten katten kleine knaagdieren, insecten en vogels. Deze bevatten dierlijk eiwit, een redelijke hoeveelheid vet. En slechts een kleine hoeveelheid (1-2% van de totale bruikbare energie in voeding) aan koolhydraten.

Commercieel kattenvoer bevat in het algemeen veel minder eiwit dan het “oer dieet” (62% van het drooggewicht) en meer koolhydraten (tot 45% van de totale bruikbare energie in voeding) [12]. Hierbij is het ook belangrijk hoeveel gram koolhydraten een kat in het wild binnenkrijgt, gezien de kat op een dag 8-12 prooien eet.

Deze evolutionaire achtergrond is de basis voor het ontstaan van verschillende fabels rondom kattenvoer. Soms wordt het feit dat katten stricte carnivoren zijn geïnterpreteerd als dat katten niet in staat zouden zijn om in voedingsbehoeften te voldoen op een andere wijze dan via vlees. Vanuit voedingsstandpunt gezien, hebben dieren – en dus ook katten – specifieke voedingsstoffen nodig, niet specifieke ingrediënten (4). Katten hebben dagelijks een bepaalde hoeveelheid eiwitten (aminozuren), vetten, koolhydraten (zetmeel en suikers) en een groot aantal vitamines en mineralen nodig om gezond te blijven.

Invloed van graan en koolhydraten op de bloedsuikerspiegel

Wanneer een dier koolhydraten heeft gegeten, worden deze verteerd (afgebroken) en via de darmen opgenomen waarna ze in het bloed terecht komen. Het verteringsproduct van koolhydraten zijn suikers zoals glucose. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel (hoeveelheid glucose in bloed in mg/mL) na een maaltijd met koolhydraten. Koolhydraten zijn de belangrijkste voedingsstof in voedingsmiddelen die de bloedglucose (of de bloedsuiker) na een maaltijd kunnen verhogen.

Er is daarom onderzoek gedaan naar een mogelijke link tussen koolhydraten en suikerziekte (feline diabetes mellitus) of overgewicht (feline obesitas). Over deze onderwerpen zullen later aparte blogs verschijnen. Door deze mogelijke verbanden zijn sommige katteneigenaren en dierenartsen gaan speculeren dat kattenvoer met veel graan schadelijk zou zijn voor de gezondheid van katten. Het wetenschappelijke bewijs voor deze opvatting ontbreekt echter (1). Daarnaast wordt er voornamelijk gefocust op graan, terwijl in de meeste graanvrije voeren andere koolhydraatbronnen zitten met dezelfde typen koolhydraten (zoals rijst, aardappels, erwten, linzen en mais). Gezonde katten kunnen complexe koolhydraten en zetmeel efficiënt verteren en gebruiken.

Daarnaast kun je je afvragen wat “veel” is. Katten zijn echte knabbelaars en eten van nature zeer kleine maaltijden verspreid over een dag. Er wordt geschat dat een kat op een koolhydraat-rijk-dieet (4.5 tot 12 gram koolhydraten/100 kcal) zo’n 4 tot 10 gram koolhydraten per kilogram lichaamsgewicht per dag zou binnenkrijgen (2). Wanneer de kat op een natuurlijke wijze gevoerd wordt en verschillende kleine maaltijden kan eten, eet een kat zo’n 9 keer per dag een klein beetje (2). Per maaltijd bedraagt de hoeveelheid koolhydraten die een kat binnenkrijgt dan minder dan 1 gram. Uit twee verschillende studies is gebleken dat het binnenkrijgen van deze hoeveelheid koolhydraten uit bijvoorbeeld graan geen negatieve invloed heeft op de bloedsuikerspiegel (10,11). Dit wel met de kanttekening dat wanneer katten in maaltijden gevoerd worden en dus een of twee grote maaltijden per dag eten, zij ook grotere hoeveelheden koolhydraten per maaltijd binnenkrijgen.

Teveel graan – het koolhydraat plafond

Er leken aanwijzingen te zijn vanuit de literatuur dat er een grens bestaat aan de hoeveelheid koolhydraten die katten zonder problemen kunnen verteren. Onderzoekers noemden deze bovengrens het zogenaamde ‘koolhydraten plafond’. Deze was op 3 gram koolhydraten per /kg lichaamsgewicht per dag geschat. Naar een mogelijke ondergrens is nooit onderzoek gedaan. Dat katten mogelijk een maximum hoeveelheid koolhydraten kunnen verteren, bleek uit onderzoek naar de voedselvoorkeur van katten.

Een aantal voedselkeuzestudies vonden dat katten de voorkeur geven aan een eiwitrijke en koolhydraat arme voeding [16,17]. Er is tevens onderzocht of katten hun voedselinname aanpassen aan de hoeveelheid voedingsstoffen die het bevat. Ouder onderzoek liet zien dat katten mogelijk in staat te zijn om hun voedsel zo uit te kiezen dat ze een optimale hoeveelheid voedingsstoffen binnenkrijgen (wat meer lijkt op de samenstelling zoals bij het “oer dieet”).

Wanneer het type voeding het toeliet, aten katten ongeveer 50% eiwit, 36% vet en 12% koolhydraten [12]. Wanneer katten voer kregen met veel koolhydraten en weinig eiwit, aten katten niet meer voedsel om toch evenveel eiwit binnen te krijgen maar juist minder. Er werd daarom gespeculeerd dat katten op deze manier de inname van koolhydraten verminderen. En dat zij eten om een bepaalde verhouding aan voedingsstoffen binnen te krijgen.  Dit zou een indicatie zijn voor een zogenaamd koolhydraat plafond.

Recentere studies spreken een koolhydraat plafond tegen

Recenter onderzoek doet de hypothese van het bestaan van een koolhydraat plafond wankelen. Er is bijvoorbeeld onderzocht of de smakelijkheid (palatibility) van de brokjes te maken had met de voedselkeuze van de katten [15]. Wanneer alle brokjes hetzelfde smaakten, aten katten geen 50% eiwit, 36% vet en 12% koolhydraten meer. Maar kozen gezonde volwassen katten er gemiddeld voor om de meeste van hun calorieën te eten uit koolhydraten (43%) en eiwitten ( 30%). Hoewel ze wel de mogelijkheid hadden, kozen de katten er niet voor om hun eiwit-inname te optimaliseren. De hoeveelheid eiwit die de katten aten was zelfs zeer variabel tussen de 23 en 38 %. Katten aten meer eiwitten als ze minder koolhydraten of vetten binnen kregen. En minder eiwit als ze meer koolhydraten of vetten aten.

Samengevat

Vooralsnog is er geen wetenschappelijk bewijs dat katten bewerkte koolhydraten niet goed zouden kunnen verteren, of dat ze schadelijk voor de gezondheid zijn. Katten kunnen de bewerkte koolhydraten die in kattenvoer aanwezig zijn prima verteren en nuttig gebruiken (voornamelijk als energieleverancier) in hun lichaam en stofwisseling.

Hoeveel koolhydraten er precies minimaal of maximaal aanwezig zouden moeten zijn in gezond kattenvoer is momenteel nog niet bekend.

Bronnen:
  1. Laflamme, D.P. (2010). Focus on Nutrition: Cats and Carbohydrates: Implications for Health and Disease. Nutrition32(1).
  2. Buffington, C.T. (2008). Dry foods and risk of disease in cats. The Canadian Veterinary Journal49(6), 561.
  3. Verbrugghe, A., & Hesta, M. (2017). Cats and Carbohydrates: The Carnivore Fantasy?. Veterinary sciences4(4), 55.
  4. Laflamme, D.; Izquierdo, O.; Eirmann, L.; Binder, S. Myths and misperceptions about ingredients used in commercial pet foods. Vet. Clin. N. Am. Small Anim. Pract. 201444, 689–698
  5. McGeachin, R. L., & Akin, J. R. (1979). Amylase levels in the tissues and body fluids of the domestic cat (Felis catus). Comparative biochemistry and physiology. B, Comparative biochemistry63(3), 437-439.
  6. Kienzle, E. 1993. Carbohydrate metabolism of the cat. 4. Activity of maltase, isomaltase, sucrase, and lactase in the gastrointestinal tract in relation to age and diet. J. Anim. Physiol. Anim. Nutr. (Berl.) 70:89-96.
  7. Kienzle, E. 1994. Blood sugar levels and renal sugar excretion after the intake of high carbohydrate diets in cats. J. Nutr. 124 (Suppl. 12):2563–2567
  8. De-Oliveira, L. D., Carciofi, A. C., Oliveira, M. C. C., Vasconcellos, R. S., Bazolli, R. S., Pereira, G. T., & Prada, F. (2008). Effects of six carbohydrate sources on diet digestibility and postprandial glucose and insulin responses in cats1. Journal of animal science86(9), 2237-2246.
  9. Kienzle, E. 1993. Carbohydrate metabolism of the cat. 1. Activity of amylase in the gastrointestinal tract of the cat. J. Anim. Physiol. Anim. Nutr. (Berl.) 69:92–101.
  10. Martin GJ, Rand JS. Food intake and blood glucose in normal and diabetic cats fed ad libitum. J Feline Med Surg 1999;1:241–251.
  11. Kienzle E. Blood sugar levels and renal sugar excretion after the intake of high carbohydrate diets in cats. J Nutr 1994;124:2563S–2567S.
  12. Salaun, F., Blanchard, G., Le Paih, L., Roberti, F., & Niceron, C. (2017). Impact of macronutrient composition and palatability in wet diets on food selection in cats. Journal of animal physiology and animal nutrition101(2), 320-328.
  13. Prantil, L. R., Heinze, C.R., & Freeman, L. M. (2017). Comparison of carbohydrate content between grain-containing and grain-free dry cat diets and between reported and calculated carbohydrate values. Journal of feline medicine and surgery, 1098612X17710842.
  14. Morris, J.G.; Trudell, J.; Pencovic, T. Carbohydrate digestion by the domestic cat (felis catus). Br. J. Nutr. 1977, 37, 365–373.
  15. Hall, J. A., Vondran, J. C., Vanchina, M. A., & Jewell, D. E. (2018). When fed foods with similar palatability, healthy adult dogs and cats choose different macronutrient compositions. Journal of Experimental Biology221(14), jeb173450.
  16. Bradshaw, J. W. S. (2006). The evolutionary basis for the feeding behavior of domestic dogs (Canis familiaris) and cats (Felis catus). J. Nutr. 136, 1927S-1931S.
  17. Hewson-Hughes, A. K., Colyer, A., Simpson, S. J. and Raubenheimer, D. (2016). Balancing macronutrient intake in a mammalian carnivore: disentangling the influences of flavour and nutrition. R. Soc. Open Sci. 3, 160081

Kattengedragstherapeut MSc. Denise van Lent studeerde in 2014 af als gedragsbioloog en heeft zich gespecialiseerd in kattengedrag en feline obesitas. De blog, Youtube video's, wetenschappelijk onderzoek, lezingen, artikelen in kattenmagazines en de webshop zijn gericht op het voorkomen van gedragsproblemen bij katten. En op het snappen wat er in het koppie van je kat omgaat. Kattendrag is meestal logisch te verklaren vanuit de biologie en natuurlijke behoeften van de kat!

Post a Comment

Consecte libero id faucibus nisl tincidu. Magna etiam tempor orci lobor faculs lorem ipsum.

Instagram feed

Inhoud mag niet worden overgenomen zonder toestemming